De tijdlijn van het zonnepaneel 

Het zonnepaneel zoals we hem tegenwoordig kennen werd in 1954 uitgevonden door drie Amerikaanse wetenschappers. Ze vonden een siliciumcel die in staat was zonlicht om te zetten in elektriciteit met een efficiëntie van 6 procent. Een uitvinding waar we tegenwoordig de vruchten van plukken, maar wat is er allemaal aan vooraf gegaan aan deze vondst?
Het idee over het gebruik van zonnekracht gaat terug naar de Klassieke Oudheid. Maar hoe ontwikkelde een heliocaminus (met glas omgeven ruimte) zich tot zonnepaneel? 

De Grieks/Romeinse tijd

De eerste ideeën over het gebruik van zonnekracht stammen voort uit de Grieks-Romeins. De Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) dacht als een van de eerste na over het gebruik van zonnewarmte bij de bouw van huizen. Dit idee werd al snel overgenomen door de Romeinen. In de Romeinse tijd werd zonne-energie gebruikt om huizen en badhuizen te verwarmen.

De Romeinse architect Vitruvius (ongeveer 85-20 v. Chr.) ontwikkelde een sauna met een bronzen koepel die zorgde voor de opwarming van de sauna. Romeinen gebruikte sinds het begin van onze jaartelling tot 400 na Christus heliocamini: dit waren zonneovens omgeven door glas, waardoor badhuizen werden verwarmd.

Daarnaast gebruikten de Romeinen ook zonne-energie voor hun kassen met tropische planten. In 529 bracht keizer Justinianus van het Oost-Romeinse Rijk zelfs een wet uit die stelde dat alle burgers recht hadden om zonne-energie te gebruiken.

Vroeg moderne tijd/Barok

Met een flinke sprong in de tijd komen we in de vroeg moderne tijd terecht waar de Zwitserse wetenschapper Horace-Bénédict de Saussure in 1767 voor het iets bouwde wat enigszins op een zonnepaneel leek. De zonneoven wekte energie op waarmee de wetenschapper tempraturen tot boven de 110 graden Celsius bereikte. De zonneoven werd gebruikt om te koken.

Moderne tijd

In de 19e eeuw werd de zonne-techniek naar een volgend niveau getild door Robert Stirling. Hij bracht de Heaten Economiser, ook wel bekend als de Stirling Engine, in het leven: een machine die zonnestralen als thermische energie gebruikte om kracht te generen. De machine zou vervolgens de stoommachine gaan beconcurreren.  

In 1839 ontdekte de Fransman Alexandre-Edmond Becquerel het fotovoltaïsche effect. Hij maakte een opstelling met twee elektroden die hij in een elektrolyt zette. Hij ontdekte dat de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit steeg zodra hij de installatie in het zonlicht zette.

In 1883 werd vervolgens de eerste zonnecel van selenium ontdekt door Charles Fritts. In 1888 werd de eerste zonnecel met een foto-elektrisch effect ontdekt door Alexsandr Stoletov. Vervolgens verbeterde William Baileys de zonnecollector in 1908  door koperen isolatie te gebruiken.

Na de Tweede Wereldoorlog werden er grote stappen gezet richting de hedendaagse zonnepanelen. Daryl Chapin, Calvin Fuller en Gerald Pearson vonden de fotovoltaïsche siliconencel(PV-cel) uit. Deze werd vanaf 1958 toegepast in de ruimtetechnologie, op deze manier kon werd er energieopgewekt door satellieten.

Tot 1970 waren zonnepanelen nog erg aan de prijs, dit veranderde toen Exxon een efficiënt zonnepaneel ontwierp. In Nederland kwam de ontwikkeling van zonnepanelen rond 1980 van de grond, maar het idee was niet gelijk wijdverspreid. Zonnepanelen werden toen der tijd vooral toegepast op off-grid toepassingen in afgelegen gebieden zoals ruimtevaart of telecommunicatie.

In de jaren ’90 werden de eerste subsidieprogramma’s voor hernieuwbare energie geïntroduceerd. Deze waren onder andere bedoeld om zonne-energie te stimuleren. Het aantal zonnepanelen in Nederland bleef echter laag. Totdat er rond de eeuwwisseling meer bewustwording over milieuproblematiek en betrouwbare energiebronnen ontstond.

Rond 2003 kwamen er subsidieregelingen die zich speciaal focuste op zonne-energie waardoor de installatie financieel aantrekkelijker werd. In de jaren daarop volgde veel onderzoek en ontwikkeling. Met de introductie van de SDE+ regeling en andere stimuleringsmaatregelen maakte het zonnepaneel echt een aanzienlijke groei door in Nederland, waardoor Nederland tegenwoordig een van de grootste spelers wereld wijd is op het gebied van zonne-energie.

Hedendaagse geschiedenis

Na de Tweede Wereldoorlog werden er grote stappen gezet richting de hedendaagse zonnepanelen. Daryl Chapin, Calvin Fuller en Gerald Pearson vonden de fotovoltaïsche siliconencel(PV-cel) uit. Deze werd vanaf 1958 toegepast in de ruimtetechnologie, op deze manier kon werd er energieopgewekt door satellieten.

Tot 1970 waren zonnepanelen nog erg aan de prijs, dit veranderde toen Exxon een efficiënt zonnepaneel ontwierp. In Nederland kwam de ontwikkeling van zonnepanelen rond 1980 van de grond, maar het idee was niet gelijk wijdverspreid. Zonnepanelen werden toen der tijd vooral toegepast op off-grid toepassingen in afgelegen gebieden zoals ruimtevaart of telecommunicatie.

In de jaren ’90 werden de eerste subsidieprogramma’s voor hernieuwbare energie geïntroduceerd. Deze waren onder andere bedoeld om zonne-energie te stimuleren. Het aantal zonnepanelen in Nederland bleef echter laag. Totdat er rond de eeuwwisseling meer bewustwording over milieuproblematiek en betrouwbare energiebronnen ontstond.

Rond 2003 kwamen er subsidieregelingen die zich speciaal focuste op zonne-energie waardoor de installatie financieel aantrekkelijker werd. In de jaren daarop volgde veel onderzoek en ontwikkeling. Met de introductie van de SDE+ regeling en andere stimuleringsmaatregelen maakte het zonnepaneel echt een aanzienlijke groei door in Nederland, waardoor Nederland tegenwoordig een van de grootste spelers wereld wijd is op het gebied van zonne-energie.